Leudal

Volle agenda en volle zalen voor deze buuttereedners, ‘maar het vak sterft uit’

Buuttereednen is de grote passie van Ger Frenken (72) en John van Bilsen (71) uit Roggel. Dat betekent van november tot eind februari volle agenda’s én volle zalen. Ze doen het met plezier, maar zien tegelijkertijd maar weinig nieuwe jonge collega’s het vak oppakken.

“Je bent er dag en nacht mee bezig”, vertelt Van Bilsen. “Als je iets te binnen schiet dan moet je het meteen kunnen opschrijven.” Van Bilsen schrijft en verzint alles zelf. De geboren Baexemer begon in 2016 als buuttereedner. Hij werkte toen nog als bode voor de gemeente Leudal en schreef teksten en voordrachten voor feestelijke gebeurtenissen. Een oud-collega adviseerde hem te gaan buuttereednen.

Zijn eerste buut legde hij aan Ger Frenken voor: “Je collega’s zijn toch de mensen van wie je het leert.” Frenken begon al in 1972 met het schrijven van buuts. “Ik was 14 jaar oud en trad op in Neer en dat sloeg meteen aan. Vervolgens ging ik ook bruiloften en partijen doen en zo rolde ik er vanzelf in. Ik ging rond met een muts en met de fooi kon ik mijn rijbewijs betalen.”

Ger Frenken als ‘De Sjottekonigin: (tekst gaat verder onder de video)

Is buuttereednen een vak? De mannen gniffelen en moeten ook even nadenken. “Zeker, en gelukkig kan niet iedereen het”, zegt Van Bilsen lachend. “En ik vraag me ook af waarom ik het kan.” Frenken is stellig: “Het is niet zo maar iets. Het is een echt vak.”

Op de vraag hoe lang een buut meegaat, antwoorden beide mannen hetzelfde: “Heel lang.” Het schrijven van een buut is een intensief en lang proces. Frenken: “Soms duurt het wel twee jaar voordat de buut klaar is. Aan de hand van een thema schrijf je het verhaal en dat moet je dan flink uitdiepen. Zo zijn de buuts ook bedoeld. Het meest handige is een type te zoeken.” Volgens het reglement van de organisatie mag een buut maximaal elf minuten duren, maar volgens Frenken zijn dat meestal niet de beste buuts.

Favoriete buut

Frenken is bijzonder trots op de buut van de Sjöttekoningin maar ook de Timmerman, de Sollicitant en De Meteropnemer vallen onder de categorie geslaagde buuts. Meteropnemer was ook zijn beroep, totdat hij met pensioen ging. “Achter de voordeuren hoor je de leukste verhalen. Uiteindelijk liggen de verhalen op straat”. Daarmee is Van Bilsen het ook helemaal eens. Trots is hij op de vier buuts die hij heeft geschreven: “De oppas-opa, de touringcarchauffeur, de gemeentebode en de hulppastoor.”

(Tekst gaat verder onder de foto)

Buuttereedner John van Bilsen (Foto: Berry van Bilsen)

Sterft de buut uit?

Er valt een kleine stilte. “Ja, de gemiddelde buuttereedner is vaak ouder dan veertig. Jongeren zijn minder geïnteresseerd in het schrijven van een buut. Dat heeft tot gevolg dat er nauwelijks aanwas vanuit die leeftijdscategorie is. En als jongeren een buut schrijven, dan gaat het over iets heel anders en ze hanteren ook een heel ander taalgebruik. Dat is niet mijn ding”, zegt Frenken.

Dit jaar gaan de buuttekampioenschappen voor de jeugd niet door. Het aantal aanmeldingen valt dermate tegen dat de organisatie het evenement heeft geschrapt. Misschien al een voorteken, Van Bilsen is in ieder geval niet verbaasd.

Pierre Cnoops

Pierre Cnoops is voor beide mannen het grote voorbeeld als buuttereedner, maar op de vraag of Cnoops te overtreffen is? “Nee, niemand was zo goed in het timen als Cnoops. Daarbij praatte hij heel makkelijk en toegankelijk. Iedereen begreep het, zelfs na tien glazen bier nog. Daarbij was Cnoops een hele fijne man”, laat Frenken weten. Frenken is trots op het eerbetoon dat hij aan Pierre Cnoops, overleden in 2018, heeft gebracht en waarmee hij nog steeds optreedt.

‘Onger Zöstere’

Het zijn erg drukke weken voor de buuttereedners. Van Bilsen: “Het begint al in november. December was iets rustiger in verband met de feestdagen, maar januari en februari zijn heel druk.” Frenken is blij dat de carnavalsperiode dit jaar tot eind februari is, zodat hij de optredens iets meer kan verdelen over de maand. “Drie optredens per avond is veel.” 

De mannen treden het vaakst op in het zuiden van de provincie, ‘onger Zöstere’. “Ons dialect spreekt de mensen daar meer aan”, zegt Frenken. “Het komt ook voor dat een buut in het ene dorp wel aanslaat en tien kilometer verderop niet.” Het liefst treden ze op bij buuttegala’s. “Dat is toch ons publiek. De veertigplusser.”

Frenken: “Het mooiste is als je het publiek ziet schuddebuiken van de lach. Dan kan ik wel een vreugdesprongetje maken. Dat is het mooie aan ons vak.”

Gerelateerde Artikelen